Klachten
Van klacht naar kracht
TCP levert hulp in het kader van de hulpverlening, Generalistische Basis GGZ en de Gespecialiseerde GGZ. Cliënten met de volgende klachten of problemen kunnen bij TCP.e terecht:
Angstklachten
Wat is een angststoornis?
Angst is een emotie die met de waarneming van gevaar te maken heeft. Zodra er gevaar dreigt, kun je angstig worden. Je wordt dan extra alert, omdat je lichaam zich voorbereidt op actie om het gevaar uit de weg te gaan. Je lichaam kan op drie verschillende manieren op angst reageren: je kunt vechten, vluchten of bevriezen. Het voelen van angst is heel functioneel. Angst zorgt er bijvoorbeeld voor dat je wegrent in een gevaarlijke situatie. Als angst steeds vaker opkomt in ongevaarlijke situaties kan dit je in het dagelijkse leven belemmeren. Je voelt je steeds angstiger, dus je hebt er last van in je dagelijkse activiteiten. Je zal sociale contacten vermijden om het gevoel van angst te voorkomen. Als de angst langdurig aanhoudt en het je dagelijks functioneren verstoort, is er sprake van een angststoornis.
Lichamelijke klachten angststoornis
Lichamelijk kan angst leiden tot klachten als hartkloppingen, zweten, benauwdheid, misselijkheid en het gevoel hebben te stikken. De klachten spelen op in de specifieke situatie die jou bang maakt. Je kunt meerdere klachten tegelijk ervaren, maar dat hoeft niet. Een angststoornis kan bovendien leiden tot de volgende fysieke symptomen:
- Zweten
- Koude rillingen
- Hoofdpijn
- Buikpijn
- Duizeligheid
- Beven
- Hartkloppingen
- Benauwdheid
- prikkelbaarheid
- slaapproblemen
- concentratieproblemen
- spierspanningen.
- Tintelingen in de handen en/of voeten
Ook fysieke klachten zoals een droge mond, maagpijn en zelfs braken of diarree komen voor bij een angststoornis.
Wat zijn de oorzaken en gevolgen van een angststoornis?
De oorzaken van een angststoornis variëren. Soms is het genetisch bepaald. Het kan dan ook versterkt worden tijdens je opvoeding. Maar ook de manier waarop je informatie vanuit de omgeving verwerkt kan bijdragen. Heb je een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt zoals een auto-ongeluk? Het zou goed kunnen dat je een sterke angst hebt ontwikkeld voor autorijden. De gevolgen van angstklachten kunnen significant zijn en groter dan je zelf doorhebt. Een typisch gevolg is jezelf onderschatten. Maar het heeft ook effect op je fysieke en mentale gezondheid, prestaties en sociale leven. Je kunt ook depressieve klachten ontwikkelen.
Welke soorten angststoornissen zijn er?
De meest voorkomende angststoornissen zijn:
- Paniekstoornis: Als je last hebt van een paniekstoornis, dan kun je intense gevoelens van angst ervaren, die gepaard gaan met lichamelijke verschijnselen, zoals trillen, hartkloppingen, bang zijn om flauw te vallen of om gek te worden.
- Agorafobie (‘pleinvrees’): Bij agorafobie heb je angst voor grote menigten, open ruimten of kleine ruimten waaruit je moeilijk kunt ‘ontsnappen’.
- Hypochondrie: Mensen met hypochondrie hebben de angst en overtuiging dat ze een ernstige ziekte onder de leden hebben.
- Fobie: Een fobie is een angst voor specifieke situaties of dingen, zoals liften, hoogten, autorijden, bloed, naalden of vliegen.
- Sociale fobie: Bij een sociale fobie ervaar je angst voor wat andere mensen van je vinden. Vaak gaat een sociale fobie gepaard met angst voor bepaalde lichamelijke verschijnselen, zoals blozen of trillen.
- Dwangstoornis: Bij een dwangstoornis heb je last van steeds terugkerende gedachten die je angstig maken die dwangmatige handelingen tot gevolg hebben.
- Angststoornis (gegeneraliseerde angststoornis): Bij een angststoornis pieker je veel en maak je je veel zorgen over allerlei dingen die kunnen gebeuren in het dagelijks leven. Zo kun je bijvoorbeeld erg bezorgd zijn als je partner later thuis komt dan verwacht.
- Posttraumatische stress-stoornis (PTSS): Hierbij heb je last van steeds terugkerende herinneringen aan vreselijke, traumatische ervaringen. Het lijkt daarbij alsof je de gebeurtenis steeds opnieuw beleeft.
Wat kun je zelf doen tegen angstklachten?
Dit kun je zelf doen als je angst ervaart:
Ontspan je lichaam. Angst gaat bijna altijd gepaard met een verhoogde spierspanning. Vermindering van spierspanning kan daarom helpen om je angst te verminderen. Wil je leren om je lichaam te ontspannen? In ons artikel over ontspanningsoefeningen vind je drie ontspanningsoefeningen die je gemakkelijk thuis of zelfs op je werk kunt doen. Je kunt ook ontladen door simpelweg te bewegen. Maak daarom bewust ruimte in je agenda voor sport en lichamelijke activiteiten.
Breng je ademhaling tot rust. In tijden van spanning, heb je vaak last van een verstoorde ademhaling (hyperventilatie). Ademhalingsoefeningen kunnen ervoor zorgen dat je ademhaling weer rustig wordt. Tip: lees ons artikel over ademhalingsoefeningen voor drie simpele oefeningen.
Relativeer. Bedenk eens waar je angstgevoelens mee te maken hebben, en in hoeverre deze angsten reëel zijn. Kloppen de angstige gedachten die je in je hoofd hebt echt, of kun je er ook anders tegenaan kijken? Door jezelf bewust te worden van je angstgedachten, lukt het vaak al om ze (voor een deel) te relativeren. Hierdoor kan de angst vanzelf afnemen. Tip: zet je nieuwe, relativerende gedachten in een notitie op je telefoon. Zo kun je er op moeilijke momenten nog eens naar kijken, waar je ook bent.
Stel jezelf gerust. Probeer enkele zinnen te bedenken die tegenwicht bieden aan de ‘doemgedachten’ die je hebt. Oefen deze zinnen en probeer deze toe te passen in situaties waarin je je angstig voelt. Zeg bijvoorbeeld zachtjes tegen jezelf: “Rustig maar, er gebeurt niets.” Of “Je kunt het aan.” Misschien klinkt dit gek, maar veel mensen hebben er baat bij om zichzelf op deze manier gerust te stellen op momenten dat ze angst voelen opkomen.
Zoek afleiding. Bevind je je in een situatie die je spannend vind? Zoek afleiding door je te focussen op de dingen om je heen. Zo laat je je niet meeslepen door de angstige gevoelens of gedachten die je hebt. Kijk bijvoorbeeld eens bewust naar andere mensen: hoe zien zij eruit en wat hebben zij aan? Of houd jezelf bezig door van duizend naar nul te tellen. Zo heeft de angst veel minder kans om vat op je te krijgen.
Bereid je voor op angstige situaties. Ga na wat het ergste is dat er kan gebeuren en hoe je hiermee om zou kunnen gaan. Schrijf mogelijke oplossingen op en neem deze met je mee. Als je angstig wordt, is het namelijk moeilijk om helder te blijven nadenken. Het kan helpen als je je eerder bedachte oplossingen er op dat moment bij kunt pakken.
Praat over je angstgevoelens. Praat eens over je zorgen met een goede vriend, familielid of vertrouwenspersoon. Problemen die eerst heel groot leken, kunnen door gesprekken met anderen naar de juiste proporties worden gebracht. Het kan ook helpen om naar groepstherapie te gaan. Dit helpt je niet alleen om met je angst om te gaan, maar doet je ook inzien dat je niet de enige bent die kampt met angst en paniek.
Houd een dagboek bij. Hierin kun je bijhouden wat er gebeurt tijdens een angstmoment. Omschrijf hoe je je op dat moment voelt, waar je precies bang voor bent, waar je aan denkt en hoe je erop reageert. Zo krijg je inzicht in de situaties waarin je angstig wordt. Neem dit dagboek mee als je een bezoek brengt aan de huisarts om je klachten te bespreken.
Vermijd alcohol, nicotine en andere middelen. Voor sommige mensen is het verleidelijk om alcohol, nicotine of andere middelen met een rustgevende werking te gebruiken. Toch is het gebruik van deze middelen niet verstandig. Deze zijn namelijk vaak verslavend, laten je minder fit voelen en kunnen zorgen voor slaapproblemen.
Zorg voor regelmaat en voldoende slaap. Met meer regelmaat in je leven kun je beter omgaan met angst en voel je je over het algemeen beter. Zorg er daarom voor dat je iedere dag rond hetzelfde tijdstip opstaat en naar bed gaat. Eet je maaltijden op vaste tijden en werk zoveel mogelijk op vaste dagen en tijden.
Zoek professionele hulp. Zorg dat de persoon professionele hulp zoekt. Zeg dat er behandelingen en medicijnen zijn die hem kunnen ondersteunen. Ga zo mogelijk mee met de betrokkene naar de huisarts of ggz-hulpverlener
Depressie en stemmingsklachten
Depressieve stemmingsstoornissen zijn stoornissen in de gemoedstoestand, gekenmerkt door neerslachtigheid, gevoelloosheid of prikkelbaarheid. In Nederland krijgt bijna 20 procent van de volwassenen (18-64 jaar) ooit in zijn leven te maken met een depressie. Depressieve stoornissen hebben een negatieve impact op het dagelijkse leven en veroorzaken hoge maatschappelijke kosten als gevolg van ziekteverzuim en ziektekosten. Depressie kan zeer belastend zijn voor de persoon, maar ook voor de directe omgeving
Van somberheid naar depressie
Iedereen heeft zich wel eens somber gevoeld en niet veel zin gehad in de dingen om zich heen. Dit soort gevoelens zijn heel normaal en gaan in de meeste gevallen vanzelf weer over. Anders is dit wanneer de onderliggende oorzaak van de sombere gevoelens een depressie is. In dit geval kunnen de sombere stemming en het verlies van interesse en plezier steeds erger worden en kunnen de gevoelens langdurig blijven aanhouden. De scheidingslijn tussen ‘normale somberheid’ en het hebben van een depressie is soms lastig te bepalen. Een nadeel hiervan is dat mensen geneigd kunnen zijn te wachten tot 1)het vanzelf overgaat of 2) tot de klachten toenemen, terwijl het beter zou zijn om hulp te zoeken. Het vroegtijdig herkennen en onderkennen van klachten en in een vroeg stadium hulp zoeken verhoogt de effectiviteit van de behandeling en kan voorkomen dat de depressie onnodig lang duurt.
Het is verstandig om bedacht te zijn op de signalen die een voorbode kunnen zijn voor het ontwikkelen van een depressie. Als hulpmiddel om depressie in een vroeg stadium te kunnen herkennen kijkt u bij Eerste Depressie Signalen. Let wel: de aanwezigheid van één signaal of combinaties van meerdere van de signalen is niet voldoende om te spreken van een depressie. Het kan ook binnen het spectrum van het normale vallen. Zie het daarom vooral als waarschuwingen en om de alertheid te vergroten dat de kans op het ontwikkelen van een depressie bestaat. Bij een depressie geldt als regel dat hier pas van wordt gesproken als gedurende twee volle weken bepaalde symptomen meer wel dan niet aanwezig zijn.
Depressie Symptomen
Volgens de DSM-5 (een psychiatrisch classificatiesysteem) is er sprake van een depressie als er minstens vijf van de volgende symptomen gedurende ten minste twee weken aanwezig zijn geweest. De symptomen dienen te wijzen op een verandering ten opzichte van het eerdere functioneren. Ten minste één van de symptomen is depressieve stemming (1) of vermindering van interesse en plezier (2).
- Depressieve stemming (of geprikkeldheid bij kinderen en jongeren) gedurende vrijwel de gehele dag, bijna elke dag.
- Duidelijke vermindering van interesse voor of plezier aan (bijna) alle activiteiten, gedurende vrijwel de gehele dag, bijna elke dag.
- Onopzettelijk, duidelijk gewichtsverlies of onopzettelijke gewichtstoename, of een af- of toename van de eetlust. Bij kinderen kan er sprake zijn van het uitblijven van de verwachte gewichtstoename.
- Slaapklachten: niet (voldoende) kunnen slapen, te veel moeten slapen, bijna elke dag.
- Psychomotorische gejaagdheid of geremdheid, bijna elke dag.
- Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag.
- Gevoelens van waardeloosheid, of ernstige c.q. inadequate schuldgevoelens.
- Vermindering van het vermogen om te denken, zich te concentreren, of besluiteloosheid.
- Gevoelens van wanhoop, zelfmoordgedachten, fantasieën over zelfmoord zonder specifieke plannen, een zelfmoordpoging of een specifiek plan voor zelfmoord. Niet alleen de vrees dood te gaan.
Oorzaken van depressie
De oorzaken van een depressie zijn erg divers. In veel gevallen speelt kwetsbaarheid een rol. Ook ingrijpende gebeurtenissen kunnen er voor zorgen dat er een depressie ontstaat. Depressie oorzaken kunnen zijn:
- Genetische factoren
- Sociale- en omgevingsfactoren
- Chemische ontregeling
- Cognitieve theorie
- Hormonale ontregeling
Genetische factoren
Uit onderzoek naar tweelingen is bekend dat er 65% kans is op stemmingsstoornis als één helft van een eeneiige tweeling hieraan lijdt. Bij twee-eiige tweelingen is deze kans ongeveer 14%. Kinderen van ouders met een depressie hebben bijna drie keer zoveel kans om zelf een depressie te ontwikkelen. Dat iemand erfelijke aanleg heeft voor depressie betekent niet dat de depressie daadwerkelijk aanwezig zal zijn. Ook omgevingsfactoren spelen een rol in het aanleggen van een depressie.
Sociale- en omgevingsfactoren
Een verlies, psychische aantasting of andere traumatische levensomstandigheid zijn voorbeelden van sociale of omgevingsfactoren die kunnen leiden tot een depressie. Valt er sociale steun weg of heeft iemand te maken met sociale afwijzingen, dan kan diegene in een sociaal isolement terechtkomen. Door sociaal niet actief te zijn, kan het depressieve gedragen zich uitbreiden en houdt de depressie uiteindelijk stand.
Chemische ontregeling
Antidepressiva pakken de chemische ontregeling in de hersenen aan en zijn bedoeld om de stemming positief te beïnvloeden. Er wordt ingegrepen op de chemische stoffen (neurotransmitters) die vrijkomen rond de communicatie tussen hersencellen. Bepaalde stoffen, zoals serotonine en noradrenaline, komen bij depressieve mensen minder voor in bepaalde hersengebieden.
Cognitieve theorie
Kwetsbaarheid voor depressie kan ontstaan wanneer iemand negatieve ervaringen in de jeugd heeft meegemaakt. Hierdoor is er een kans dat er negatieve overtuigingen over de persoon zelf ontstaan. Door vervelende situaties op later leeftijd kunnen deze overtuigingen worden geactiveerd. Waardeloosheid, tekort schieten en een gevoel van ongenoegen zijn resultaten van de negatieve kijk op het zelf. Deze negatieve blik kan zelfs uitmonden in hopeloosheid en apathie. De negatieve overtuigingen vormen zo een bron van depressieve emoties en gedrag.
Hormonale ontregeling
Hormonale ontregeling staat in verbinding met chemische ontregeling in de hersenen. De hypofyse in de hersenen reguleert de hormonen en beïnvloedt onder andere de schildklier, de bijnieren en de geslachtsklieren. De hypofyse is een kleine klier in de hersenen en is verbonden met een steeltje uit de hersenen (hypothalamus). Bij sommige depressieve mensen wordt in het bloed een verhoogde dosis van het stresshormoon cortisol gevonden. Wie meer cortisol aanmaakt, reageert vaak heftiger op stressvolle gebeurtenissen of situaties.
Soorten depressies
Depressies kunnen sterk variëren in ernst, duur en de aard van de symptomen.
Lichte depressie: Een lichte depressie duurt meestal niet langer dan drie maanden. Gedurende die periode functioneert u vaak nog redelijk goed en zelfstandig en hebt u geen intensieve behandeling nodig. Het is wel belangrijk dat u goed in de gaten wordt gehouden door uw huisarts.
(Matig) ernstige depressie: Als u lijdt aan een matige of ernstige depressie, gaat het in korte periode bergafwaarts met u. U krijgt steeds meer en ernstige klachten die niet vanzelf overgaan. Het is belangrijk dat u zo snel mogelijk start met een behandeling door ervaren hulpverleners
Welke depressieve stemmingsstoornissen zijn er?
In het handboek van psychische stoornissen (DSM-5) wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende depressieve-stemmingsstoornissen:
De depressie is het klassieke ziektebeeld van de depressieve stemmingsstoornissen. Mensen met een depressie voelen zich gedurenede minstens 2 weken somber, neerslachtig en lusteloos. Sommige mensen ervaren wanhoop en verdriet, terwijl anderen zeggen helemaal niets meer te voelen. Tijdens een depressie kunnen mensen niet meer genieten van dingen waar ze vroeger wel plezier aan beleefden.
Dysthymie is een aanhoudende, maar mildere, vorm van een depressie. De depressie is chronischer van aard. Dit wil zeggen dat zij gedurende minstens twee jaar aanwezig is. In die periode is iemand nooit langer dan twee maanden achtereen vrij van depressieve klachten. Meestal zijn de depressieve klachten wel wat milder dan bij een gewone depressie.
Een winterdepressie is een depressie die tijdens de winter optreedt. In het najaar en de winter worden de dagen natter, kouder, donkerder, zijn we minder buiten, en bewegen we vaak minder. Dit kan neerslachtige gevoelens en een verlies aan interesse en plezier met zich meebrengen.
Een postnatale depressie is een depressieve stoornis die optreedt binnen 3 maanden na een zwangerschap. Na de zwangerschap ervaren vrouwen dan sombere episoden die langer dan 2 weken aanhouden, waardoor ze nog weinig energie en plezier ervaren.
De premenstruele stemmingsstoornis (PMS) kenmerkt zich door duidelijke en terugkerende stemmingswisselingen, prikkelbaarheid, somberheid en angstklachten in de week vóór de menstruatie. De klachten nemen tijdens de eerste dagen van de menstruatie weer af. Er kan sprake zijn van een sombere stemming, maar ook van een labiele stemming. Bij een labiele stemming kan een vrouw bijvoorbeeld zomaar ineens in huilen uitbarsten. Ook boosheid komt voor.
Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis: woedeaanvallen met prikkelbaarheid bij kinderen. Dit houdt in dat kinderen meer dan drie keer per week een forse woede-uitbarsting hebben. Tegelijkertijd hebben ze constant een prikkelbare stemming gedurende meer dan een jaar. De klachten beginnen meestal tussen de 6 en 10 jaar
Manische depressie (bipolaire stoornis) en cyclothymie (milde manische depressie) vallen onder de bipolaire stemmingsstoornissen
Psychotrauma/ PTSS
PTSS kan voorkomen op elke leeftijd en is te herkennen aan meerdere symptomen. Hoeveel van deze symptomen aanwezig zijn en hoe ernstig ze zijn, verschilt per persoon. In sommige gevallen hebben de symptomen te maken met angst. Maar je kunt ook te maken hebben met symptomen die bijvoorbeeld gelinkt zijn aan stemmingssymptomen, het niet meer ervaren van vreugde en boosheid of agressie. In sommige gevallen kun je te maken hebben met een acute stressstoornis. Dit is een psychotraumatische stoornis die veel lijkt op PTSS, maar daarvan verschilt op het gebied van duur en het moment van ontwikkeling. Het is mogelijk dat je na het ervaren van een traumatische gebeurtenis eerst een acute stressstoornis ontwikkelt. Deze kan na een maand voorbij zijn of juist verder uitgroeien tot PTSS. Maar niet iedereen die PTSS ontwikkelt, heeft eerst te maken met een acute stressstoornis.
Hoe vaak komt het voor
We schatten dat ongeveer 80% van alle mensen een psychotrauma oploopt door een nare en heftige gebeurtenis. Bij 5-10% houden mensen hier een PTSS aan over. Mensen kunnen sommige gebeurtenissen beter verdragen dan andere: zo leidt het meemaken van een natuurramp minder snel tot PTSS dan een oorlog
Oorzaak PTSS
Alle posttraumatische stressstoornissen ontstaan omdat iemand een zeer schokkende gebeurtenis (ook wel trauma of psychotrauma genoemd) heeft meegemaakt. Het kan zijn dat je je tijdens het ontstaan hulpeloos en machteloos voelde en nog steeds voelt. Je had iets willen doen om die schokkende gebeurtenis te voorkomen, maar kon dat niet. Je gevoel van veiligheid lijkt weg te zijn. Niet iedereen ontwikkelt PTSS. Het gaat om ongeveer 10 procent van de mensen die een traumatische gebeurtenis mee heeft gemaakt en komt iets vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. In ieders leven gebeuren nare dingen. Na verloop van tijd verdwijnen die uit je gedachten. Maar sommige gebeurtenissen hebben een grote impact en blijven rondmalen in het hoofd van iemand. Wanneer het niet lukt om die gebeurtenis te verwerken. Dan is er sprake van een post traumatische stress stoornis (PTSS).
Allerlei gebeurtenissen die schokkend zijn kunnen leiden tot een posttraumatische stressstoornis. Oorzaken die vaker genoemd worden:
- Seksueel misbruik (incest, verkrachting),
- Betrokken zijn bij een ongeluk, of er getuige van geweest zijn (auto, vliegtuig),
- Slachtoffer van geweld (bedreigingen, fysiek geweld, getuige geweest van een geweldsincident),
- Oorlogssituaties/terroristische aanslagen,
- Een natuurramp meegemaakt hebben,
- Ieder mens is uniek. Niet iedereen die iets schokkends ervaart heeft last van PTSS. Hoe dat precies werkt is (nog) niet duidelijk. Ieder mens verwerkt traumatische ervaringen op een eigen manier. Wel zijn er aanwijzingen dat ‘factoren’ je meer vatbaar maken om heftige gebeurtenissen als een posttraumatische (ptss) ervaringen te beleven. De volgende factoren zijn bepalend:
- Je hebt al eerder een schokkende gebeurtenis meegemaakt,
- Je bent zelf depressief geweest of bent in behandeling (geweest) voor een ander psychisch probleem
- Als er in je familie psychische problemen voorkomen.
Factoren ontwikkeling PTSS
Niet iedereen die een traumatische gebeurtenis meemaakt, krijgt een PTSS. Het is niet duidelijk waarom de één wel en de ander geen PTSS ontwikkelt na hetzelfde trauma te hebben meegemaakt. Wel zijn er een aantal factoren van belang gebleken bij het ontwikkelen van een PTSS:
- Het soort gebeurtenis: Mensen ervaren de ene gebeurtenis heftiger dan de andere. Oorlogen en seksuele misdrijven leiden tot meer klachten dan bijvoorbeeld natuurrampen.
- Duur: Hoe vaker de schokkende gebeurtenissen voorkomen, hoe moeilijker ze te verwerken zijn. Denk bijvoorbeeld aan incest, mishandeling of ervaringen in de oorlog.
- Biologische factoren: De gevoeligheid voor een PTSS lijkt erfelijk te zijn. Ook hebben vrouwen twee keer zo vaak een PTSS als mannen.
- Draagkracht: Hoe zwaar de last is die iemand kan dragen na bijvoorbeeld een traumatische gebeurtenis wordt deels bepaald door erfelijkheid. Daarnaast is je jeugd en opvoeding belangrijk. Wanneer je in een stabiele, liefdevolle omgeving bent opgegroeid dan heb je waarschijnlijk meer ‘draagkracht’ en minder kans op een PTSS.
- Opvang: Steun en opvang vanuit de omgeving wordt vaak als troostend ervaren. Het gevoel dat je je verhaal kan doen en dat dit erkent wordt is belangrijk. Een goede opvang vermindert de kans op het ontstaan van een PTSS.
PTSS symptomen
Kenmerkend aan een posttraumatische stressstoornis is dat traumatische ervaringen ongewild op verschillende manieren of momenten weer worden opgeroepen. Vaak ervaar je dan intense angst of paniek, omdat je het trauma als het ware opnieuw beleeft. Psychische klachten die bij PTSS vaak voorkomen zijn:
- Terugkerende, onvrijwillige en pijnlijke herinneringen aan de gebeurtenis;
- Nachtmerries;
- Flashbacks;
- Last hebben van prikkelbaarheid en woede-uitbarstingen (zonder goede reden);
- Roekeloos of zelfdestructief gedrag;
- Concentratieproblemen;
- Overdreven schrikachtig zijn;
- Altijd waakzaam zijn;
- Moeite hebben met in- of doorslapen of onrustig slapen;
- Een aanhoudende negatieve stemming hebben (zoals angst, boosheid, schuldgevoelens, schaamte);
- Duidelijk minder geïnteresseerd zijn in het doen van belangrijke activiteiten;
- Het gevoel hebben minder verbonden te zijn met anderen en je sociaal terugtrekken;
- Moeite hebben met het ervaren van positieve emoties (zoals geluk, tevredenheid of liefde);
- Vermijdingsgedrag, bv minder belangstelling voor anderen, emotionele vervlakking en minder interesse in dingen die u leuk vindt of in de toekomst.
Acute stressstoornis symptomen
De symptomen van een acute stressstoornis komen overeen met die van PTSS. Bij PTSS hoeven de symptomen niet direct aanwezig te zijn na het ervaren van een traumatische gebeurtenis. Het kan zelfs maanden tot jaren duren voordat je er last van krijgt. Maar een acute stressstoornis treedt direct op na het ervaren van een traumatische gebeurtenis en duurt minimaal drie dagen tot maximaal één maand. Als je te maken hebt met een acute stressstoornis, dan vertoon je niet alleen de symptomen, maar is het ook duidelijk dat je eronder lijdt. Vooral bij kinderen is een acute stressstoornis te herkennen wanneer er na een trauma onmiddellijk sprake is van chaotisch of opgewonden gedrag. Daarnaast moet het ook duidelijk zijn dat het kind lijdt
Hoe herstel je van PTSS?
Wat kun je zelf doen om sneller te herstellen van een traumatische gebeurtenis?
- Zoek steun bij iemand die je vertrouwt en praat over je klachten.
- Doe dingen die je ontspanning geven in je hoofd: sport en beweeg. En doe ook de dingen die je vroeger ontspanning gaven, maar waar je nu eigenlijk geen zin in hebt.
- Leef regelmatig. Ga iedere avond om dezelfde tijd naar bed en sta rond dezelfde tijd weer op. En eet ook de dagelijkse maaltijden op vaste tijden. Regelmaat in je leven doet je goed.
- Neem geen alcohol, drugs of kalmerende middelen in je zoektocht naar verlichting. Op den duur levert dit je alleen maar meer problemen op.
- Zoek professionele hulp voor behandelingen en eventueel medicijnen als het nodig is
Trauma bij vluchtelingen
Vluchtelingen die in Nederland wonen, kunnen psychische problemen hebben die samenhangen met traumatisering en/of gedwongen migratie. Deze mensen zijn gevlucht uit hun land van herkomst, en hebben daar vaak ernstige oorlogs- of andere traumatische ervaringen meegemaakt. Vluchtelingen hebben vaak te maken met langdurige en meestal uitputtende asielprocedures. De gedwongen migratie, het ontbreken van een psychosociaal netwerk, het onvermogen om zich aan de nieuwe leefomstandigheden aan te passen en de behoefte om het sociale netwerk van uit het niets in een vreemd land op te bouwen, brengen bijkomende problemen met zich mee. Niet alleen de gebeurtenissen in de fase vóór de vlucht (pre-migratiefase), ook de vlucht zelf (migratie) en het opbouwen van een leven in het gastland (post-migratiefase) kunnen leiden tot het ontwikkelen van psychische problematiek.
Alcohol of drugsafhankelijk (Licht tot matige problematiek)
Wat zijn drugs/middelen
Drugs zijn middelen met een psychoactieve werking. Dit betekent dat ze de hersenen prikkelen, waardoor er geestelijke of lichamelijke effecten optreden. Iemand wordt bijvoorbeeld heel actief (stimulerende werking), of juist heel traag (verdovende werking). Ook kunnen drugs het bewustzijn veranderen. De gebruiker gaat de wereld (heel) anders zien en beleven. Hoe schadelijk drugsgebruik is hangt af van het middel en de hoeveelheid, de omgeving waarin gebruikt wordt en de persoonlijkheid van de gebruiker
Wat is verslaving en hoe vaak komt voor
Verslaving komt helaas vaak voor. In totaal zijn er in Nederland ongeveer 2 miljoen mensen die verslaafd zijn of een middel misbruiken( Jellinek). In meeste gevallen gaat het hierbij om de legale middelen alcohol, tabak en slaap- en kalmeringsmiddelen. Verslaving is lichamelijk en geestelijk afhankelijkheid van middelengebruik bijvoorbeeld alcohol of drugs( nicotine, wiet, speed…etc.). Lichamelijke afhankelijkheid wil zeggen dat je lijf zo gewend is aan middelengebruik dat je lichamelijke reacties krijgt als je een tijdje de middel niet gebruikt. Denk aan trillende handen, onrust, veel zweten, prikkelbaarheid en slecht salpen . Geestelijke afhankelijkheid betekent dat je denkt dat je niet meer zonder middelen kunt en dat altijd middelen nodig hebt voor ontspanning, gezelligheid of om problemen te vergeten
Je spreekt van verslaving als je:
- niet meer zonder een middel kunt, lichamelijk of psychisch ( zucht)
- steeds meer nodig hebt van een bepaald middel om hetzelfde effect te bereiken( controle verlies)
- ontwenningsverschijnselen krijgt als je niet gebruikt. Dit kunnen lichamelijke verschijnselen zijn, zoals zweten of trillen. Of geestelijke verschijnselen zoals onrustig zijn of in paniek raken als je het middel niet gebruikt
- meer dan de helft van de dag bezig bent met het gebruik door erover te denken, het te verkrijgen of daadwerkelijk te gebruiken
- financieel en sociaal achteruitgang
Soorten verslaving
Er bestaan twee soorten verslavingen: aan stoffen (alcohol en drugs zoals cocaïne, speed, wiet…etc) en gedrag (gok- en gameverslaving). Alcohol- en drugsverslaving bestaan al eeuwen, de afgelopen jaren zijn daar steeds nieuwe vormen bijgekomen, denk aan gamen en medicijn.
Hoe raak je verslaafd?
Je raakt niet zomaar verslaafd, dat kan soms jarenlang duren. Aan bepaalde middelen zoals heroïne, tabak en GBH raak je wel snel verslaafd. Het is een proces dat begint met experimenteren, overgaat in sociaal gebruik en kan omslaan in overmatig gebruik als je het neemt of doet om nare gevoelens of problemen te verdringen. Als je het steeds minder goed onder controle kunt houden, ontstaat verslaving. Je kunt niet meer zonder en je krijgt lichamelijke, psychische en/of sociale problemen.
Wat is de oorzaak van een verslaving?
Er bestaat niet één oorzaak van een verslaving. Vaak is het een combinatie van meerdere factoren, zoals:
- Erfelijkheid. Uit onderzoek blijkt dat verslavingen in bepaalde families vaker voorkomen dan in andere. Hoe groot de kans is dat kinderen van verslaafde ouders, ook een verslaving ontwikkelen, is onbekend. Maar sommige onderzoeken tonen dat kinderen met een ouder die drinkt anderhalve keer zoveel kans op een verslaving hebben dan andere kinderen.
- Omgeving. Hoe is iemand opgevoed? Wat voor gedrag is iemand gewend van ouders of andere familieleden? Zijn er problemen in het gezin? Heeft iemand ingrijpende dingen meegemaakt?
- Psychische problemen. Als iemand stress ervaart, is hij kwetsbaarder voor een verslaving. Stress activeert namelijk de hersengebieden voor verlangen en verslaving. Verder gaat een alcohol- of drugsverslaving vaak samen met andere psychische aandoeningen, zoals angststoornissen, depressie of ADHD.
- Type middel. Het ene middel is verslavender dan het andere middel. Zo zijn heroïne en nicotine bij veel mensen al na enkele keren verslavend, terwijl cannabis minder verslavend is. Dit komt doordat heroïne en nicotine veel meer invloed hebben op het hersengebied voor verlangen en verslaving.
Gevolgen van verslaving
Problematisch middelengebruik kan sluipenderwijs overgaan in een verslaving en het brengt allerlei gezondheidsrisico’s met zich mee: van een verhoogd valrisico tot kanker, hart- en vaatziekten en psychiatrische en cognitieve stoornissen. Daarnaast ook vaak sprake van sociale en financiële problemen, slechtere prestaties op school of werk door het gebruiken van middelen .Bij veel mensen die kampen met problematisch middelengebruik is er sprake van gedragsverandering en agressie, oneerlijkheid en vermijding. Het middelengebruik neemt vaak een centrale rol in iemands leven in: tijdens gebruik wordt het stoppen een soort preoccupatie. Als het lukt even te stoppen, denkt iemand juist veel aan het weer gebruiken.
Afkicken voor een leven zonder verslaving
TCP beidt alleen ambulante behandeling gericht op stoppen met licht tot matig gebruik van alcohol, nicotine en wietgebruik. Deze behandeling bestaat uit medicatie ondersteuning en groepstherapie gericht op psycho-educatie , terugval preventie en volhouden abstinentie. Verslavingen staan meestal niet op zichzelf. Vaak speelt er meer: stress, ongelukkig zijn, relatieproblemen of onverwerkte jeugdtrauma’s. Daarom kijkt onze behandeling verder dan je verslaving. De oorzaak begrijpen en aanpakken is het begin van je nieuwe leven.Herstellen van een verslaving is wel degelijk mogelijk. Neem contact op en zet stap voor stap weer koers richting een leven zonder verslaving
ADHD/ADD
ADHD is een meestal aangeboren en erfelijke afwijking van kleine onderdelen van de hersenen. Dit kan ervoor zorgen dat u zich moeilijk kunt concentreren en snel afgeleid bent (aandachtsproblemen), ondoordacht beslissingen neemt en te snel tot actie overgaat (impulsiviteit) en lichamelijk overactief bent of u altijd onrustig voelt (hyperactiviteit). ADHD zonder hyperactiviteit werd vroeger ook wel ADD genoemd
ADHD is de afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder (aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit). ADHD leidt tot levenslange problemen met aandacht of concentratie, moeite met organiseren, hyperactief of overbeweeglijk zijn en impulsiviteit. Bevolkingsonderzoek geeft aan dat ADHD in de meeste culturen optreedt bij ongeveer 5% van de kinderen en bij ongeveer 2,5% van de volwassenen.
De diagnose ADHD wordt vaak al op jonge leeftijd gesteld. Vaak vallen kinderen op vanwege hun hyperactieve gedrag en impulsiviteit. Er zijn veel volwassenen die ook op latere leeftijd klachten houden. Bij volwassenen staan vooral aandachts- en concentratieproblemen op de voorgrond.
ADHD/ADD symptomen
Aandachtsproblemen:
- Snel afgeleid zijn
- Moeite met het afmaken van dingen
- Overgaan van de ene op de andere activiteit
- Geen overzicht hebben over hoofd- en bijzaken
- Slecht kunnen plannen, organiseren en kiezen
- Slechts kort kunnen lezen
- Alleen concentratie op kunnen brengen als het onderwerp erg interessant is
- Moeite met luisteren, met het tot zich door laten dringen van informatie
- Moeite met het invullen van formulieren, instructies begrijpen en onthouden
- Vergeetachtig zijn
- Vaak dingen kwijt zijn
- Chaotisch zijn
Hyperactiviteit
- Moeite met stilzitten
- Altijd bezig zijn
- Steeds moeten lopen
- Een gevoel van innerlijke rusteloosheid
- Friemelen
- Slecht kunnen ontspannen
- Druk praten
- Fanatiek sporten
Impulsiviteit
- Woedeuitbarstingen
- Impulsaankopen
- Dingen er uitflappen: zeggen wat je denkt
- Anderen in de rede vallen
- Ongeduldig zijn
- Gokken
- Vreetbuien
- Impulsief relaties en banen aangaan of verbreken
Is ADHD erfelijk?
ADHD is meestal aangeboren. Dit wil niet zeggen dat een kind geboren wordt met ADHD, maar wel met de aanleg voor ADHD. De aandoening is voor deel erfelijk. Als je ouders of eventuele broers of zussen ook ADHD hebben is er een grote kans dat je zelf ook ADHD hebt. De diagnose ADHD wordt vaak al voor het zevende levensjaar gesteld. In Nederland heeft ongeveer 3 op de 100 mensen ADHD of ADD.
Hoe ontstaat ADHD?
ADHD ontstaat waarschijnlijk door problemen in de communicatie tussen verschillende hersengebieden. Signalen tussen hersencellen worden doorgegeven door ‘boodschapperstoffen’, die neurotransmitters heten. Uit onderzoek blijk dat mensen met ADHD minder van bepaalde boodschapperstoffen hebben. Daarom is het lang vasthouden van de aandacht moeilijk voor ADHD’ers. Ook hebben zij problemen met het beheersen van bewegingen en impulsen en met het sturen en plannen van gedrag.
Hoe krijg je ADHD?
Attention Deficit/Hyperactivity Disorder (ook wel ADHD) is meestal aangeboren. Dus het zit vaak in de familie, maar het kan ook wel eens een generatie overslaan. Heel soms krijgen mensen ADHD door zuurstofgebrek bij de geboorte. Je hebt ADHD dus al vanaf de kinderleeftijd, meestal met een begin voor het 12e jaar.
Comorbiditeit bij ADHD
Bij ongeveer driekwart van de kinderen en volwassenen met ADHD is er sprake van comorbiditeit.
- angst- en stemmingsstoornissen,
- slaapstoornissen
- eet(bui)stoornissen
- gedragsstoornissen
- middelenmisbruik
- autismespectrumstoornissen
- persoonlijkheidsstoornissen vaak samen met ADHD.
- Somatisch verhoogde kans op obesitas (en daarmee op onder andere diabetes, hypertensie, hart- en vaatziekten en kanker)
Mensen met ADHD hebben een hoger risico op ongelukken en vroeg overlijden, op leer- en werkproblemen, onderpresteren, relatieproblemen en partnergeweld, drugs- en alcoholmisbruik, tienerzwangerschappen en seksueel overdraagbare aandoeningen, op zelfbeschadiging, suïcidepogingen en criminaliteit; ook hebben zij een slechtere lichamelijke gezondheid (Michielsen, 2012)
Levensfaseproblemen
Ieder mens krijgt te maken met verschillende fasen in zijn of haar leven. Voorbeelden van grote levensgebeurtenissen zoals
- verhuizing,
- ander werk,
- keuze voor studie of baan (zie ook keuzeproblemen),
- pensionering,
- lichamelijk ziek worden,
- verlies van een dierbare,
- trouwen,
- het krijgen van kinderen,
- het uit huis gaan van kinderen, of een scheiding.
Deze levensgebeurtenissen kunnen stress veroorzaken. Als deze gebeurtenissen zich specifiek voordoen in een bepaalde levensfase, noemen we dat levensfaseproblematiek.
Kenmerken van levensfaseproblemen zijn:
- Uzelf onzeker voelen
- Lastig keuzes kunnen maken
- Onrust en twijfel ervaren
- Het gevoel of de gedachte hebben: “Wat moet ik nu?”
- Het gevoel of de gedachte hebben: “Is dit nu mijn leven en wil ik dit wel?”
- Problemen met slapen
Identiteitsproblemen
Wat is identiteit:
Om te begrijpen wat identiteitsproblemen zijn, is het allereerst van belang om te begrijpen wat identiteit is. De identiteit is, eenvoudig gezegd, alles wat er voor zorgt dat we uniek zijn. We hebben veel verschillende eigenschappen, normen en waarden, leeftijd, uiterlijk, ideeën, gedachtegangen, die ervoor zorgen dat we een uniek persoon zijn. De identiteit wordt dus gedeeltelijk door onszelf gevormd, maar ook door het beeld dat anderen van ons hebben. Het (h)erkennen en accepteren van deze identiteit is de basis voor een gezonde ontwikkeling. Ook is het belangrijk dat eigenschappen van deze identiteit al op jonge leeftijd herkend, gewaardeerd en gestimuleerd worden. Wanneer dit niet gebeurt, kan dit leiden tot problemen op het gebied van de identiteit.
De Identiteitsproblemen doen zich vooral voor tijdens de puberteit en de adolescentie aangezien in deze periode veel veranderingen plaatsvinden. Identiteitsproblemen kunnen zicht uiten in
- problemen met intimiteit
- vervaging van het tijdsperspectief
- gebrek aan concentratie en inzet ten aanzien van school of werk
Belangrijk symptomen :
Subtypes en/of specificaties
- onzeker voelen
- geen doelen in je leven hebben
- problemen ervaren in vriendschappen
- je culturele afkomst als problematisch ervaren
- jezelf regelmatig als een vreemde ervaren
- de wereld om je heen regelmatig als vreemd ervaren
- onduidelijkheid over je seksuele geaardheid
Problemen met het zelfbeeld
Dit kan zich uiten in:
- het ervaren van problemen met het contrast tussen hoe iemand zichzelf ziet en hoe iemand zichzelf graag zou willen zien
- het ervaren van problemen met het contrast tussen hoe iemand zichzelf ziet en hoe iemand denkt dat anderen hem zien
- het bemoeilijken van het verkrijgen van een consistent zelfbeeld door verschillende persoonlijke ervaringen die aan concrete rollen en situaties gebonden zijn
- het uitblijven van een identiteitskeuze doordat zinvolle aanknopingspunten om relevante informatie over zichzelf tot een coherent zelfbeeld te smeden, ontbreken.
Problemen met het zelfbeeld zullen in de meeste gevallen samenhangen met het niet kunnen komen tot keuzes.
Problemen met de seksuele geaardheid
Dit kan zich uiten in:
- het ervaren van meer emotionele problemen tijdens de adolescentie
- niet of nauwelijks kunnen praten over de gevoelens met leeftijdsgenoten
- eenzaamheid en geïsoleerd zijn van leeftijdsgenoten
- het gemis van voorbeelden van mensen die ook dergelijke gevoelens hebben en bij wie herkenning gevonden zou kunnen worden (jeugdige ervaart zichzelf als afwijkend)
- negatieve reacties vanuit de omgeving (bijvoorbeeld afstandelijk, denigrerend, agressief)
- weinig steun van familie/gezin (bijvoorbeeld ontkennen of doodzwijgen van de geaardheid door de ouders).
Problemen met de seksuele geaardheid zullen in de meeste gevallen samenhangen met het niet kunnen komen tot keuzes.
Problemen met de genderidentiteit
Dit kan zich uiten in:
- ontevredenheid met en het niet accepteren van de eigen sekse
- de wens om tot de andere sekse te behoren
- vertonen van crossgendergedrag
- een afkeer hebben van activiteiten die bij de eigen sekse behoren
- een hang naar activiteiten hebben behorend bij de andere sekse
- verdriet en boosheid over de dagelijkse conflicten met ouders over het crossgendergedrag
- slechtere sociale relaties met leeftijdsgenoten (vooral jongens)
- het als bedreigend ervaren van de secundaire geslachtskenmerken.
Problemen met de genderidentiteit zullen in de meeste gevallen samenhangen met het niet kunnen komen tot keuzes.
Problemen met de losmaking van ouders
Dit kan zich uiten in:
- het ervaren van problemen met het minder afhankelijk worden van de ouders
- moeite hebben met het bepalen van een eigen plaats binnen de veranderende relaties in het gezin en de familie.
Problemen met de losmaking van ouders kunnen zowel samenhangen met het niet kunnen komen tot keuzes, als met het maken van negatieve keuzes.
Problemen met het aangaan van relaties
Dit kan zich uiten in:
- moeite hebben met contact maken
- moeite hebben met vertrouwen geven en nemen
- moeite hebben met het openstellen voor vriendschappen.
Problemen met het aangaan van relaties kunnen zowel samenhangen met het niet tot keuzes kunnen komen, als met het maken van negatieve keuzes.
Problemen met het ontwikkelen van een studie- of beroepsidentiteit
Problemen met het ontwikkelen van studie- of beroepsidentiteit kunnen zowel samenhangen met het niet kunnen komen tot keuzes, als met het maken van negatieve keuzes.
Problemen met het ontwikkelen van een levensbeschouwing
Problemen met het ontwikkelen van een levensbeschouwing kunnen zowel samenhangen met het niet kunnen komen tot keuzes als met het maken van negatieve keuzes.
Agressierelatieproblematiek
Stoornissen in de impulsbeheersing en agressie regulatieproblematiek
Patiënten met een stoornis in de impulscontrole zijn niet of slecht in staat een bepaalde impuls, neiging of verleiding te weerstaan, waarbij het toegeven aan de impuls ernstige gevolgen voor hen heeft. Een impulscontrole stoornis wordt gekenmerkt door het herhaaldelijk niet in staat zijn zich te verzetten tegen bepaalde schadelijke en/of verboden activiteiten. Iemand met een stoornis in de impulscontrole kan zich niet beheersen. Hij kan zich niet verzetten tegen de neiging om iets te doen dat schadelijk is voor zichzelf of voor anderen. Ervoor voelen mensen zich opgewonden, tijdens de activiteit voldaan en opgelucht. Daarna hebben ze er vaak spijt van. Bijvoorbeeld: jezelf niet in de hand hebben tijdens een conflictsituatie, zoals bij verkeersagressie. Er zijn enkele specifieke stoornissen in de impulscontrole zoals pyromanie (brandstichten), gokverslaving, plotselinge, onverklaarbare agressieve woedeaanvallen, neiging tot stelen, neiging om eigen haren uit te trekken, zelf wonden maken, zelf nagels en nagelriemen weghalen door te pulken.
ODD: oppositioneel-opstandige gedragsstoornis
Wat is ODD?
De oppositioneel-opstandige gedragsstoornis of oppositional defiant disorder (ODD) is een gedragsstoornis in de kindertijd. Wie aan deze aandoening lijdt is opstandig en heeft moeite zijn emoties of gedrag onder controle te houden.
Ongeveer 2-11% van de kinderen heeft deze stoornis, en hij komt meer voor bij preadolescente mannen dan bij vrouwen. Mensen met ODD krijgen meestal symptomen te ervaren tussen de leeftijd van 5-10 jaar, en de symptomen verdwijnen vaak als ze ouder worden.
Symptomen van ODD
- onaangenaam, opstandig en storend gedrag
- prikkelbaar en uitdagend gedrag, vooral als gevraagd wordt om klusjes te doen of regels te gehoorzamen
CD: normoverschrijdende of antisociale gedragsstoornis
Wat is CD
De normoverschrijdende gedragsstoornis of conduct disorder (CD) is een overtreffende trap van ODD. Deze stoornis in de impulsbeheersing ontwikkelt zich ook meestal in de kindertijd of adolescentie. Mensen met deze aandoening hebben de neiging extreem opstandig, ongehoorzaam en agressief te zijn. Ongeveer 2-10% van de kinderen en tieners heeft deze stoornis, en hij komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen. Mensen met deze aandoening hebben ook meer kans op ADHD, stemmingsstoornissen, en ontwikkelingsstoornissen.
Symptomen van CD
- vernieling van eigendommen
- liegen tegen mensen
- illegale of criminele activiteiten
- manipulatief of emotieloos overkomen
IED: periodieke explosieve stoornis
Wat is IED?
De periodieke explosieve stoornis of intermittent explosive disorder (IED) komt het meest voor in de late kinderjaren of de tienerjaren. Mensen met deze aandoening hebben korte uitbarstingen van woede en agressie die niet in verhouding lijken te staan tot de aanleiding. De oorzaak van de explosie kan voor anderen niet duidelijk of niet waarneembaar zijn.
Symptomen van IED
- veelvuldige verbale of fysieke uitbarstingen die kunnen leiden tot verwondingen of lichamelijke schade
- snel gefrustreerd raken
- heel gezagsgetrouw of rustig zijn buiten de explosieve uitbarstingen
Kleptomanie
Mensen die kleptomanie hebben krijgen een impuls om dingen mee te nemen die niet van hen zijn. Deze aandoening kan zich op elke leeftijd voordoen en komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
- Symptomen van kleptomanie
- stelen van voorwerpen die niet nodig zijn of voorwerpen van weinig tot geen waarde
- een dwang voelen om te stelen
- zich vaak schuldig of neerslachtig voelen na het stelen
- gevoelens van opluchting ervaren na het stelen
Pyromanie
Pyromanie is een zeldzame impulscontrole stoornis waarbij mensen gefascineerd raken door vuur en alles wat met vuur te maken heeft. Ze hebben vaak een dwangneurose om dingen in brand te steken. Pyromanie komt vaker voor bij tieners en volwassenen en vaker bij mannen dan bij vrouwen. Mensen met pyromanie hebben ook vaker stemmingsstoornissen en leerproblemen.
Symptomen van pyromanie
- een dwang voelen om brand te stichten
- brand stichten zonder motief van woede of wraak
- spanning vlak voor het stichten van een brand
Oorzaken
Onderzoekers weten niet zeker wat de ontwikkeling van een stoornis in de impulsbeheersing veroorzaakt. Er zijn aanwijzingen dat genetische het risico kunnen verhogen:
- Kinderen met ODD hebben vaak ouders die stemmingsstoornissen hebben.
- Mensen met CD hebben vaker ouders die schizofrenie, ADHD, antisociale persoonlijkheidsstoornis, of ouders die middelen misbruiken.
Het is ook mogelijk dat deze gezinssamenstelling een onstabiele omgeving veroorzaakt, waardoor kinderen meer kans hebben om een impulscontrole stoornis te ontwikkelen.
Omgevingsfactoren die de kans op het ontwikkelen van impulscontrole stoornissen kunnen vergroten zijn onder andere:
- afkomstig zijn uit een gezin met een lage sociaal-economische status
- afkomstig zijn uit een plaats met geweld in de gemeenschap
- een gebrek aan structuur in het gezin en op school
- een verwaarlozende of mishandelende omgeving
- vrienden hebben die deelnemen aan afwijkende of illegale activiteiten.
Relatie- en gezinsproblemen
Iedere relatie en ieder gezin kent goede en minder goede tijden. Ieder gezin en iedere relatie krijgt te kampen met verschillende spanningen. Soms kunnen deze spanningen leiden tot langdurige problemen. Wanneer één of meerderen binnen een relatie of gezin het probleem als onoplosbaar zien of als erg zorgelijk ervaart spreken we van een relatie- of gezinsprobleem.
Relatie- en gezinsproblemen herkennen
Relatie- en gezinsproblemen kunnen te maken hebben met verschillende soorten onderliggende problemen. Hierdoor kunnen relatie- en gezinsproblemen zich ook op verschillende manieren uiten. Voorbeelden zijn:
- ruzies en woedebuien,
- vermijdend en ondermijnend gedrag,
- somberheid en lusteloosheid
- onvoldoende met elkaar spreken
- seksuele problemen bij jou en je partner
- identiteitsproblemen bij ouders of kinderen
- lichamelijke klachten
Gezins- en relatietherapie:
- Gezins- en relatietherapie zijn vormen van systeemtherapie. Bij systeemtherapie gaat men er van uit dat klachten of problemen samenhangen met de omgeving, het ‘systeem’ waarin zij optreden. De omgeving kan een gezin of familie zijn, maar ook de werkomgeving, de school, de sociale of culturele omgeving waarin men leeft. Problemen beïnvloeden op hun beurt ook weer de omgeving
- Een behandeling is nooit standaard, iedereen en elke relatie is anders. Het is daarom belangrijk om samen met de behandelaar te kijken op welke manier problemen binnen de relatie of het gezin in elkaar zitten. Er kan dan samen met het gezin een behandelplan gemaakt worden waarbij er verschillende manieren van behandeling mogelijk zijn
- Een groot onderdeel van relatie- en gezinsproblemen bestaat vaak uit de communicatie. Het is daarom van belang om het gesprek met elkaar aan te gaan. Praat niet over elkaar, maar met elkaar. Geef aan wat je dwars zit, maar sta ook open voor de mening en problematiek van de ander.
- Ga nooit vechten. Dit maakt de problemen alleen maar erger. Bouw rust in voor jezelf en de ander, met name als de spanningen oplopen.
- Wanneer jullie er samen niet uitkomen kan TCP jullie helpen. Dit doen we door middel van systeemtherapie. Dat wil zeggen dat de therapeut niet alleen kijkt naar het individu maar ook naar het systeem, waarin het individu leeft. Denk hierbij aan het hele gezin, de familie, de partnerrelatie, het gezin van herkomst, de woonbuurt etc.
- Het doel van de therapie is het versterken van de onderlinge relaties en het samen zoeken naar oplossingen. Een probleem staat namelijk nooit op zichzelf, maar heeft altijd invloed op de omgeving. Door samen te werken aan het probleem, zijn de beste oplossingen mogelijk.
- De systeemtherapeut beschouwt en behandelt problemen van individuen niet als op zichzelf staand, maar plaats ze steeds in het verband van de grotere sociaal-culturele context van het gezin. De nadruk van de behandeling ligt op het, in samenwerking met het gezin, veranderen van patronen
Tips voor de omgeving
- De problemen binnen een relatie of gezin zijn niet altijd zichtbaar voor de buitenwereld. Vaak schamen mensen zich voor deze problemen.
- Probeer de problemen die je ziet bespreekbaar te maken.
- Vraag op welke manier je tot hulp kan zijn.
- Een luisterend oor en een veilige plek bieden is erg belangrijk
Slaapproblemen
Ongeveer 1 op de 10 volwassenen in Nederland slaapt slecht. Volgens diverse mondiale onderzoeken naar het bestaan van slaapstoornissen heeft zelfs 20% van de volwassenen een slechte nachtrust. Bij vrouwen ligt dat percentage twee keer zo hoog. Iedereen heeft wel eens een slechte nacht. Of een korte periode waardoor je, bijvoorbeeld door drukte op het werk, wat minder goed slaapt. Als de klachten lang aanhouden en leiden tot problemen bij het dagelijks functioneren, spreken we van een slaapstoornis
De functies van slaap
Voldoende nachtrust en een gezond slaapritme zijn belangrijk voor je lichaam. Zowel fysiek als mentaal heeft je lichaam slaap nodig om te herstellen. Alles wat je meemaakt op een dag wordt zo verwerkt en alle spieren die inspanning hebben geleverd komen bij. Ook worden tijdens je slaap nieuwe cellen en afweerstoffen aangemaakt. Slaap heeft drie functies:
- Fysiek herstel: spieren die inspanning hebben geleverd
- Cognitief herstel: informatieverwerking, geheugen en concentratie
- Emotionele batterij opladen: stemming, prikkelbaarheid
Wat is een gezond slaapritme?
Bij gezond slapen is het belangrijk dat u een gezond slaapritme ontwikkelt. Dit betekent dat u iedere dag rond dezelfde tijd naar bed gaat en op een vaste tijd weer opstaat, ook in het weekend en in vakanties! U kunt daarom beter niet uitslapen. De volgende factoren bepalen een gezond slaapritme:
- Hoeveel uur je slaapt per nacht en hoe lang het duurt voordat je inslaapt. Dit is gemiddeld 6 tot 10 uur maar varieert per persoon.
- Het is normaal om soms (kort) wakker te worden tijdens je slaap. Vooral ‘s ochtends vroeg.
- Als je af en toe slecht slaapt, heeft dit geen effect op je ritme.
- Afhankelijk van je leeftijd heb je meer of minder behoefte aan slaap. Ook slaap je minder diep naarmate je ouder wordt.
Hoeveel slaap heb ik nodig?
Het aantal uren slaap dat je nodig hebt, hangt af van een aantal factoren. Zoals het werk dat je doet, hoe actief je op je werk en gedurende de dag bent en of je (veel) sport. Ook leeftijd speelt een rol hierbij.
Gemiddeld aantal uren slaap per leeftijd:
- < 1 jaar: 15 tot 17 uur slaap
- 2 jaar: 14 uur slaap
- 3-4 jaar: 12 uur slaap
- 5-8 jaar: 11 uur slaap
- 9-12 jaar: 10 uur slaap
- 13-16 jaar: 9 uur slaap
- 17-18 jaar: 8 uur slaap
- 18> jaar: 7,5 tot 8 uur slaap
Slaapfasen
Slaap bestaat uit verschillende fases die samen een slaapcyclus vormen. Gemiddeld wordt de hele slaapcyclus, die ongeveer anderhalf uur duurt, zo’n 3 tot 6 keer per nacht doorlopen. De eerste 4,5 uur van je slaapcyclus is het belangrijkst. Deze periode van diepe slaap heb je nodig om overdag te kunnen functioneren, uitgaande van een normaal dag-nachtritme. Het is een absoluut minimum. De meeste mensen hebben méér slaap nodig: gemiddeld zo’n 7,5 uur per nacht.”
De slaapcyclus bestaat uit 5 slaapfasen, die we hieronder nader uitleggen:
- Fase 1: inslaapfase: In de inslaapfase zweef je een paar minuten tussen wakker en slapen. De hersenactiviteit neemt af.
- Fase 2: lichte slaap: Zoals de naam al doet vermoeden, slaap je nog niet diep maar word je niet meer wakker van kleine geluiden. Deze slaapfase duurt iets minder dan een uur
- Fase 3: overgangsfase: In de overgangsfase van lichte naar diepe slaap ga je steeds vaster slapen. Je ademhaling wordt regelmatig, het hartritme daalt en je lijf ontspant. Deze fase duurt ongeveer 5 minuten.
- Fase 4: de diepe slaap: De diepe slaap duurt ongeveer 20 minuten en is eigenlijk de belangrijkste fase omdat je er goed van uitrust.
- Fase 5: De REM-slaap :De REM-slaap volgt na de diepe slaap en wordt ook de droomslaap genoemd.
Verschillende vormen van slaapproblemen
Als je langere tijd problemen hebt met slapen, kan het zijn dat er sprake is van een slaapstoornis. Er zijn verschillende slaapstoornissen:
- Insomnie: chronische slapeloosheid. Insomnia is de meest voorkomende slaapstoornis.
- Hypersomnie: iemand met hypersomnie heeft overdag moeite om wakker te blijven en slaapt erg veel.
- Slaapapneu: als je slaapapneu hebt, stop je ‘s nachts regelmatig even met ademen. Je schrikt vervolgens wakker, waardoor je weer begint met ademhalen. Door deze constante ‘schrikreactie’ van het lichaam krijg je niet voldoende diepe slaap. Deze slaapstoornis wordt niet door PsyQ behandeld.
- Narcolepsie: als er sprake is van narcolepsie, kan je overdag plotseling in slaap vallen en heb je soms last van spierverlamming. Ook deze slaapstoornis wordt niet door PsyQ behandeld.
- Restless legs: iemand met rusteloze benen heeft een brandend, jeukend of krampend gevoel in de benen. Door de benen constant te bewegen verdwijnt dit gevoel. Rusteloze benen komen vooral ‘s avonds en ‘s nachts voor, waardoor je slecht slaapt.
- Een verstoord slaap-waakritme: een verstoorde biologische klok, door een gebrek aan slaap of het draaien van steeds wisselende (nacht)diensten.
- Parasomnie/nachtangsten: een verzamelnaam van klachten en verschijnselen van ongewenst gedrag tijdens de slaap, zoals bedplassen, praten in de slaap of slaapwandelen. Iemand die aan nachtangsten lijdt schrikt wakker, soms met een schreeuw, en maakt een verwarde indruk. Nachtangsten mogen niet verward worden met nachtmerries. Iemand die wakker wordt na een nachtmerrie weet vaak nog tot in detail wat er in die droom gebeurd is. Iemand die lijdt aan nachtangsten weet dat niet meer en is hevig verward en angstig.”
- Nachtmerriestoornis: nachtmerries zijn dromen met veel emotionele lading waaruit mensen kunnen ontwaken en waarbij vooral de negatieve emotie overheerst
Hoe ontstaan slaapproblemen?
Slaap je meer dan twee keer per week slecht? Dan spreken we van slapeloosheid. Je hebt dan last van slecht inslapen, lang wakker liggen of te vaak of te vroeg wakker worden. De gevolgen zijn overdag merkbaar: je voelt je energieloos, slaperig en prikkelbaar.
Op zoek naar de oorzaak van je slaapproblemen? Het kan te maken hebben met:
- Spanningen of zorgen. Ervaar je piekergedachten over je relatie, thuissituatie of het werk voor het slapengaan? Dat zorgt ervoor dat je je niet goed kunt ontspannen.
- Lichamelijke klachten. Klachten zoals pijn, jeuk, benauwdheid of hoesten kunnen je uit je slaap houden. Heb je ‘s nachts last van kuitkrampen? Wij geven je tips tegen kuitkrampen.
- Psychische klachten. Een veelgehoord symptoom van angst of depressie is slapeloosheid. Heb je last van psychische klachten? Trek aan de bel bij je huisarts!
Er zijn ook gewoontes die slaapproblemen kunnen veroorzaken of in stand houden:
- ‘s Avonds voor het slapengaan op een smartphone, tablet of ander beeldscherm kijken;
- Koffie of alcohol drinken voor het slapengaan; door koffie blijf je wakker, bij alcoholgebruik val je goed in slaap maar word je ’s nachts vaker wakker.
- Een verstoord dag-en-nachtritme door jetlag of ploegendiensten;
- Dutjes doen overdag;
- Te vroeg naar bed gaan of te laat opstaan;
- Het gebruik van stimulerende medicijnen of drugs;
- ‘s Avonds laat nog een zware maaltijd eten;
- Veel geestelijke of lichameljike inspanning voor het slapen gaan.
Als je overdag vaak slaperig bent, dan kan een slaapstoornis ook een zeldzame oorzaak zijn. Voorbeelden van slaapstoornissen zijn slaapapneu, narcolepsie, vertraagd slaapfasesyndroom of last van rusteloze benen. Vermoed je dat je een slaapstoornis hebt? Neem dan contact op met je huisarts
(Lichamelijke) gevolgen van een verstoord slaap-waakritme
De gevolgen van een verstoord slaap-waakritme zijn divers: van stemmings- en concentratieproblemen tot eetproblemen, een verstoorde biologische klok en psychiatrische aandoeningen, zoals een depressie of psychose. Ook de lichamelijke gevolgen mogen niet worden onderschat: zo komt er vaker obesitas voor bij mensen die structureel te weinig slapen of ‘s nachts aan het werk zijn, evenals hart- en vaatziekten, diabetes, het onrustige darmsyndroom en mogelijk zelfs kanker.
9 tips om beter te slapen
- Praat over je zorgen. Spanning of stress kunnen ervoor zorgen dat je slecht slaapt. Gaat het thuis niet helemaal lekker? Of loop je juist op je werk tegen dingen aan? Praat erover! Wellicht krijg je een nieuw inzicht om je probleem aan te pakken, of komt er een oplossing uit. Vaak maken mensen meer zorgen over hun slaap dan dat ze écht te weinig slapen. Ook dit mag je in je achterhoofd houden. Slaap je toch lekkerder van.
- Plan je sport niet te laat. Sporten is super goed, uiteraard, maar probeer dit niet te kort voor het slapengaan te doen. Als je te laat gaat sporten, is je lichaam namelijk nog in actieve staat. Plan je sportmoment daarom overdag in, of vroeg in de avond. Zo ben je zowel fysiek als mentaal moe wanneer je ‘s avonds je bed instapt.
- Cafeïne en alcohol zijn no go’s. Probeer in de avond geen koffie of sterke thee meer te drinken. Ook is het slimmer om dat glaasje wijn even te laten staan. Cafeïne maakt het je namelijk moeilijker om lekker in te slapen. Van alcohol val je prima in slaap, maar word je ’s nacht vaker wakker.
- Ontspan! Misschien wel de belangrijkste tip: probeer een uur voor het slapengaan te ontspannen en laat de hectiek van de dag van je afglijden. Maak bijvoorbeeld een korte wandeling, neem een warm bad of doe wat ontspanningsoefeningen als yoga of meditatie. Ontspannen is dus niet nog even fanatiek in de sportschool gaan zweten of een ruzie uitspreken. Ook is het beter om het licht van je tv, laptop, tablet en telefoon het laatste uur voordat je je bed induikt te vermijden.
- Zorg voor een fijne slaapkamer. Je slaapkamer is de plek waar je heerlijk tot rust kan komen. Dat begint met een lekker kussen, dekbed en matras. Investeer er dus ook in. Het lijkt soms veel geld, maar dat is het meer dan waard. Ook is het beter om in een donkere slaapkamer te slapen, dus goede gordijnen zijn een must. Laat overdag een raampje open staan, zodat je kamer genoeg frisse lucht heeft.
- Een slaapkamer is om te slapen. Gebruik je slaapkamer alleen daar waar die voor bedoeld is: slapen en seks. Zorg dat je slaapkamer niet ook een werkruimte of televisiekamer is. Zo gaat je lichaam de ruimte écht herkennen als slaapplek. Probeer dus ook geen telefoon, laptop of televisie in je kamer te hebben. Die kunnen je alleen maar in verleiding brengen.
- Kom in een vast slaapritme. Je slaapt het lekkerst in een vast slaapritme. Probeer daarom elke avond rond dezelfde tijd in je bed te stappen, en (belangrijk!) er ook weer op dezelfde tijd uit te komen. Ook als het niet lukt om snel in slaap te komen, is het goed om er de volgende ochtend weer op de geplande tijd uit te stappen. In het begin ben je dan misschien moe, maar zo kom je wel beter in een slaapritme. Een dutje overdag is trouwens niet bevorderlijk voor een goed slaapritme, hoe lekker dat soms ook kan zijn. Als je je overdag niet erg moe voelt, valt het vaak mee met je slaapproblemen.
- Houd een slaapdagboek bij. Slaap je slecht en wil je de oorzaak weten? Probeer eens een slaapdagboek bij te houden. Dit kan je helpen om te ontdekken wat de oorzaak van je slapeloosheid is. Iedere dag schrijf je op hoelaat en hoelang je hebt geslapen. Daarnaast houd je ook bij wat je deed op een dag: wat heb je laat in de avond nog gedaan? Wat deed je overdag of toen je niet in slaap kon vallen? Hoeveel koffie, thee, alcohol, nicotine of drugs heb je gebruikt en indien van toepassing welke medicijnen je hebt gebruikt.
- Snel beter in je vel. Met de oefeningen van het Trimbuus Instituut kan je zelfstanding werken aan slaap-, pieker- of stressklachten.
Eetstoornis
Een eetstoornis is een psychische aandoening die wordt gekenmerkt door verstoord eetgedrag. Sommige mensen met een eetstoornis eten te weinig, anderen juist teveel en weer anderen wisselen perioden van eetbuien af met perioden van (streng) lijnen. Een eetstoornis is een ernstige psychische aandoening. Mensen met eetstoornissen lopen ‘vast’ in hun leven; binnen het gezin, het werk en op sociaal gebied. Dit is heel ingrijpend. Eetstoornissen leiden tot lichamelijke schade. Daarbij moet je ondermeer denken aan duizeligheid, (ontstaan van) beschadigingen aan organen, menstruatieproblemen, lage lichaamstemperatuur, maag- en darmproblemen, een hoge bloeddruk, haaruitval en het krijgen van een slecht gebit.
Oorzaken eetstoornissen
De diagnose eetstoornis kan alleen door gespecialiseerde hulpverlener worden gesteld na onderzoek en diverse gesprekken. In die gesprekken probeert de hulpverlener achter de oorzaken van eetstoornissen te komen. Er is nooit één eenduidige oorzaak aan te wijzen. Het gaat om een combinatie van factoren.
Oorzaken eetstoornissen:
- Aanleg; ‘het zit in de familie’. Komen eetstoornissen voor in de familie, dan zijn andere familieleden er ook ‘vatbaarder’ voor.
- Traumatische gebeurtenissen. Het uitraken van eigen relatie of scheiding ouders, seksueel misbruik, pesten op school, een ernstig ongeluk hebben meegemaakt of gezien. Eten geeft een goed gevoel waardoor het trauma tijdelijk naar de achtergrond verdrongen wordt.
- Puberteit. Dit is een periode waarin het lichaam verandert en daar kan iemand onzeker over zijn.
- Lage eigendunk, verstoord zelfbeeld. Het nastreven van een ideaalbeeld of iemands zelfwaardering hangt af van het uiterlijk en kan bijdragen aan het ontstaan van een eetstoornis.
- Verkeerde voorbeelden. Modellen kunnen een voorbeeldfunctie hebben voor anderen. Als de modellen heel dun zijn, dan kan het idee ontstaan dat dit de norm is. En die norm willen anderen nastreven door bijvoorbeeld te gaan lijnen, terwijl ze een gezond gewicht hebben.
- Overgewicht door lichamelijke aanleg. Vanwege dat overgewicht ga je lijnen waardoor er een grotere kans ontstaat op het ontstaan van een eetstoornis. Vaak lijnen of drastisch lijnen werkt averechts. Na iedere lijnpoging word je alleen maar zwaarder. Je gaat weer lijnen en zo kom je in een neerwaartse spiraal terecht. Het ontstaan van een eetstoornis ligt dan op de loer
Soorten eetstoornissen
Een eetstoornis is een verzamelnaam van eetstoornissen als:
- anorexia nervosa
- boulimia nervosa
- eetbuistoornis (BED)
- eetstoornis Niet Anders Omschreven (NAO)
Anorexia nervosa
Anorexia nervosa betekent letterlijk ‘gebrek aan eetlust door psychische oorzaak’. Mensen met anorexia nervosa hebben een verstoord lichaamsbeeld. Zij zien hun lichaam veel dikker dan het in werkelijkheid is. Daarom moeten zij van zichzelf gaan afvallen. Dat doen ze door extreem te lijnen en overmatig te gaan sporten en bewegen. Soms is er ook sprake van het gebruik van laxeermiddelen of braken. Het gevolg is dat ze erg mager worden, soms zelfs broodmager. Door het verstoorde lichaamsbeeld zien ze dat zelf niet. Het is een fabeltje dat anorexia alleen bij vrouwen voorkomt. Anorexia bij mannen en jongens komt ook voor.
Anorexia symptomen
Stel je jezelf de vraag: ‘heb ik anorexia?’ Er zijn signalen en kenmerken die wijzen op (het ontstaan van) anorexia nervosa, zoals:
- een verstoord zelfbeeld, jezelf te dik vinden, terwijl je een gezond gewicht of ondergewicht hebt
- erg angstig zijn voor toename van gewicht
- obsessieve gedachten rondom eten, soms valt dit ook de omgeving op
- drastisch gaan lijnen terwijl dit niet nodig is
- hyperactief worden, je gaat extreem veel sporten en fanatiek bewegen
Ook mensen met een normaal gewicht kunnen anorexia symptomen of een eetstoornis hebben. Periodes van extreem lijnen kunnen afgewisseld worden met eetbuien waardoor iemand ‘op gewicht blijft’. Gewicht zegt dus niet alles. Bij anorexia draait het om iemands vertekend zelfbeeld (te dik) wat door afvallen ‘mooier of beter in proporties’ moet komen
Gevolgen anorexia nervosa
Anorexia nervosa heeft een grote invloed op je leven. Het niet-eten heeft uiteraard gevolgen voor je lichaam, maar ook grote impact op je geestelijke gezondheid en op je sociale leven. Dit maakt anorexia een ingewikkelde psychische aandoening waarvoor gespecialiseerde hulp nodig is.
Lichamelijke gevolgen anorexia
Een kleine, en zeker niet volledige, opsomming van de gevolgen van anorexia:
- Uitputting van je lichaam. Ieder mens heeft vetreserves, dat is noodzakelijk en normaal. Door niet te eten begint het lichaam die reserves aan te spreken.
- Je raakt snel vermoeid. De energiereserves van je lichaam zijn er niet meer.
- Je hebt het eerder koud. Je lichaam heeft de energie niet meer om je warm te houden.
- Botontkalking. Het lichaam krijgt een tekort aan calcium.
- Bloedarmoede. Het lichaam krijgt een tekort aan ijzer.
- Tekort aan kalium. Dit tekort kan zorgen voor hartritmestoornissen en zelfs leiden tot een hartstilstand.
- Uitblijven van de menstruatie. Hét signaal voor vrouwen dat er ‘iets’ gebeurt in het lichaam.
- Impotentie. Bij mannen is dat hét signaal dat er iets niet in orde is.
Psychische gevolgen anorexia
- Het verstoorde zelfbeeld zorgt voor onzekerheid.
- Depressieve klachten.
- Je wilt ‘in control’ blijven. Dat legt een grote druk op je. Uit angst dat je wellicht de controle verliest, ga je bepaalde situaties ontlopen (zie ook sociale gevolgen).
- Je concentratie vermindert.
Sociale gevolgen anorexia
- Je trekt je steeds meer terug uit het sociale leven, je gaat contacten met anderen ontlopen (vrienden, school, werk, sportvereniging, etc). Dit kunnen momenten zijn, volgens jou, waar je de controle kunt verliezen. Je wordt op die momenten in de verleiding gebracht toch iets te eten, terwijl je dat niet wilt. Die momenten ga je ontwijken. Je komt meer en meer in een isolement terecht. Dit kan weer tot depressieve gedachten leiden.
- Het ontbreekt je ook steeds vaker aan de energie (zie lichamelijke gevolgen) om naar school ten gaan, te gaan werken of iets leuks te gaan doen met vrienden.
Herstel van anorexia is zeker mogelijk, maar soms zijn de gevolgen voor het lichaam door de anorexia blijvend. Botontkalking is helaas niet meer terug te draaien. En soms blijven er klachten met maag en darmen.
Boulimia Nervosa
Je hebt regelmatig heftige eetbuien en eet in een korte periode enorm veel. Je hebt het gevoel dat je de controle verliest en niet kunt stoppen. Er is een verstoord lichaamsbeeld en wisselende gevoelens van eigenwaarde. Na de eetbuien probeer je het eten weer snel uit je lichaam te krijgen zodat je niet dikker wordt. Herken je dit? Dan zou je wel eens boulimia nervosa kunnen hebben. Maar wat is boulimia precies?
Boulimia kenmerken
Wat is boulimia? Bij boulimia nervosa, kortweg boulimia, heb je regelmatig flinke eetbuien. Je eet binnen een paar uur zeer veel voedsel. Er zit tijdens zo’n eetbui geen rem op. Je hebt geen controle en je kunt niet stoppen. Je hebt al lang geen honger meer, maar je eet door.
Omdat je niet wilt aankomen:
- ga je overgeven na de eetbui
- gebruik je laxeermiddelen
- ga je streng lijnen of vasten
- ga je fanatiek sporten om de teveel binnengekregen calorieën er weer ‘af te trainen’
- Dit gedrag wordt compenseren of compensatiegedrag genoemd.
De officiële benaming is boulimia nervosa. Vertaald betekent dit ‘eten als een os door een psychische oorzaak’ en ‘honger hebben als een rund door een psychische oorzaak’. Dat eten als een os klopt door de eetbuien waar buitensporig veel voedsel gegeten wordt. Met ‘honger hebben’ heeft het niet zoveel te maken. Ook al is de honger gestild, je kunt niet stoppen met eten.
Symptomen boulimia nervosa
Wat is boulimia? Kenmerkend voor boulimia zijn de volgende symptomen:
- Eetbuien. In een kort tijdsbestek (binnen een paar uur) worden enorme hoeveelheden voedsel ‘naar binnen gewerkt’.
- Er is geen gevoel van controle tijdens de eetbuien. Er is een drang (innerlijke dwang) om door te blijven eten.
- Zo’n eetbui is geen incident. Het komt minimaal 1 keer per week voor. Dit is al langere tijd aan de gang.
- De meeste mensen houden hun eetbuien geheim. Feitelijk schaam je je ervoor. Wordt ernaar gevraagd, dan ontken je het ten stelligste.
- Alle pogingen om te stoppen met deze eetbuien mislukken. Je valt telkens terug in je oude gedrag. Dit knaagt meer en meer aan je zelfvertrouwen en zelfbeeld.
- Je bent erg bang om aan te komen en dat maakt dat je er veel voor doet om het voedsel wat je gegeten hebt ook weer kwijt te raken en dus te compenseren. Voorbeelden om dat te doen zijn: Je wekt zelf het braken op. Je gebruikt laxeermiddelen. Je gaat vasten of extreem veel sporten.
- Je bent geobsedeerd door je eigen lichaamsgewicht en het oordeel over jezelf wordt vooral bepaald door je lichaam en je gewicht.
- Door de eetbuien en je pogingen om weer te compenseren kan je gewicht sterk schommelen. Een grote groep mensen met boulimia heeft een gezond gewicht, maar is hier toch erg ontevreden over.
Lichamelijke boulima gevolgen
- Een korte, en zeker niet volledige, opsomming van de gevolgen van boulimia:
- Irritatie van de slokdarm door het regelmatig/veelvuldig overgeven.
- Aantasting van het tandglazuur van het gebit door het maagzuur (vanwege het overgeven).
- Tekorten aan noodzakelijke voedingsstoffen, vitamines en mineralen (zoals ijzer) vanwege het overgeven. Het lichaam heeft het nog niet kunnen opnemen.
- Gebruik van laxeermiddelen kan zorgen voor uitdroging. De darmen kunnen ook lui worden, zodat de spijsvertering niet meer goed verloopt. Dit kan weer leiden tot bijvoorbeeld buikpijn of verstopping.
- Uitblijven van de menstruatie. Hét signaal voor vrouwen dat er ‘iets’ gebeurt in het lichaam.
- Impotentie. Bij mannen is dat hét signaal dat er iets niet in orde is.
Psychische boulimia gevolgen
- Minderwaardigheid en onzekerheid. Het verstoorde zelfbeeld is hier de oorzaak van.
- Iemand voelt zich niet meer op zijn gemak tussen anderen.
- Iemand kan mede hierdoor depressieve klachten ontwikkelen.
Sociale boulimia gevolgen
- Ontlopen van contacten met anderen (vrienden, school, werk, sportvereniging, etc). Hierdoor komt iemand meer en meer in een isolement terecht. Dit kan weer tot depressieve gedachten leiden.
- Het ontbreekt je ook steeds vaker aan de energie (zie lichamelijke gevolgen) om naar school ten gaan, te gaan werken of iets leuks te gaan doen met vrienden.
De boulimia gevolgen verdwijnen meestal als er weer een normaal eetpatroon is, en een normaal gewicht is bereikt. De aantasting van het tandglazuur is niet meer terug te draaien. Soms blijven er klachten met maag en darmen.
Binge Eating Disorder kenmerken
Binge Eating Disorder (BED) is te herkennen aan een aantal symptomen die kenmerkend zijn voor deze eetbuistoornis:
- geen controle hebben over de eetbuien en niet kunnen stoppen met eten tijdens zo’n eetbui
- sneller eten dan normaal en niet stoppen bij een vol gevoel
- veel eten in korte tijd
- geen honger hebben, maar toch het gevoel hebben dat je moet eten
- regelmatig deze eetbuien hebben
- geen plezier of vreugde beleven aan het eten
- schuldig voelen na een eetbui
- geen pogingen doen om het voedsel of de calorieën weer kwijt te raken door bijvoorbeeld overgeven op te wekken, veel te gaan sporten of extreem te gaan lijnen
- overgewicht of snelle gewichtstoename
Gevolgen Binge Eating Disorder
Elke eetstoornis, of het nu boulimia, binge, anorexia of een andere eetstoornis is, heeft lichamelijke, psychische en sociale gevolgen. Een korte en niet volledige opsomming van de gevolgen van overeten of binge eating disorder:
Lichamelijke gevolgen
- overgewicht
- grotere kans op hart en vaatproblemen, hoge bloeddruk
- ontstaan van pijnlijke gewichten
- rugpijn
Psychische gevolgen
- ontstaan van onzekerheid door een verstoord zelfbeeld
- depressieve klachten
Sociale gevolgen
Door de eetbuien en het ontstaan van het overgewicht trekt iemand zich meer en meer terug. Contacten met anderen worden minder. Isolement en eenzaamheid liggen op de loer. Iemand kan hierdoor ook depressief worden.
Binge Eating Disorder behandeling
De Binge Eating Disorder behandeling wordt uiteraard afgestemd op de persoon in kwestie. Wat zijn de klachten en wat is de ernst van de stoornis? Uit diverse wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat cognitieve gedragstherapie de meest effectieve behandelaanpak is bij BED. Centraal in deze Binge Eating Disorder behandeling staan de ideeën en gedachten die iemand heeft over eten, gewicht en lichaamsvormen én of deze gedachten kloppen.
Ook is er tijdens de Binge Eating Disorder behandeling veel aandacht voor het veranderen van gedrag.
- Hoe stop je de eetbuien?
- Hoe leer je regelmatiger eten?
- Hoe kun je eetregels doorbreken?
In de behandeling komen ook onderwerpen aan bod als:
- onzekerheid
- negatief zelfbeeld
- perfectionisme
- omgaan met emoties
Gesprekken met partner en/of ouders kunnen ook onderdeel zijn van de behandeling.
Soms wordt een individuele behandeling geadviseerd, soms valt de keuze op een groepsbehandeling. Met een groep en in een groep de eetstoornis aanpakken heeft als voordeel dat alle aanwezigen de problemen uit eigen ervaringen herkennen. Vanwege deze herkenning van de problemen kunnen de groepsleden elkaar onderling steunen en vertellen hoe zij omgingen met de problemen die bij deze eetbuistoornis horen. Dit geeft een gevoel van ‘ik sta er niet alleen voor’. De behandelaar bepaalt, na overleg met jou, de meest geschikte behandeling.
Andere (on)gespecificeerde eetstoornis ( eetstoornis NAO)
is een combinatie van symptomen van andere eetstoornissen, zoals bijvoorbeeld anorexia, boulimia of Binge Eating Disorder (BED). Alleen voldoen deze symptomen niet helemaal aan de criteria die bij die eetstoornissen horen. Daarom is (on)gespecificeerde eetstoornis een aparte stoornis geworden
NAO eetstoornis
De NAO eetstoornis is de meest voorkomende eetstoornis. Dat heeft een eenvoudige en logische verklaring. NAO heeft namelijk veel overeenkomsten met andere eetstoornissen. Iedere stoornis heeft eigen specifieke criteria. Als iemand niet voldoet aan alle criteria, maar aan een aantal, dan kan die persoon niet de diagnose van die specifieke eetstoornis krijgen. In zo’n geval krijg je de diagnose eetstoornis NAO.
Laat er geen misverstand over bestaan; NAO is, net als anorexia, BED of boulimia, een ernstige stoornis die deskundig behandeld moet worden
Eetstoornis NAO symptomen
Kenmerken die kunnen wijzen op de NAO eetstoornis zijn bijvoorbeeld:
- Sinds een paar weken heeft iemand met een regelmaat (bv 1x per week) een eetbui. Er wordt dan veel en snel gegeten.
- Iemand heeft regelmatig eetbuien. Het eten wordt daarna weer uitgebraakt. Dit gebeurt incidenteel (minder dan één keer per week), maar wel gedurende een langere periode.
- Een vrouw heeft alle kenmerken van anorexia, maar blijft wel regelmatig menstrueren.
- Iemand is in korte tijd veel afgevallen en vertoont alle kenmerken die passen bij anorexia nervosa. Maar deze persoon heeft geen ondergewicht, dus het gewicht is normaal.
Deze klachten worden nog niet behandeld
TCP behandeldt de onderstaande klachten nog niet. We geven wel een advies mee zodat u weet wat u kunt doen. Hiermee ga je terug naar de huisarts en samen met de huisarts wordt besproken wat een geschikte plek is voor jouw herstel.